In de periode 2000 - 2007 verscheen in Zuidwest-Nederland het blad 'De Ondernemer'.
Hier vindt u het online archief van deze uitgaves, gepubliceerd door SiteSupport Online Communicatie. De actuele website van deOndernemer vindt u op www.deondernemer.nl
Augustus 2001













advertenties
www.storimansenpartners.nl
bees-delivery.be








Verlaging Vennootschapsbelasting goed, maar doel heiligt niet de middelen
Het maandag 12 juni door de Commissie Van Rooy gepresenteerde plan om de Vennootschapsbelasting te verlagen van 35% naar 30% bevat een aantal onevenwichtigheden, die bij MKB-Nederland op bezwaren stuiten. Voorgesteld wordt om een deel van de verlaging -die 5 miljard gulden kost- door het bedrijfsleven zelf te laten betalen.

MKB-Nederland is een groot voorstander van een substantiële verlaging van de Vennootschapsbelasting, maar vreest dat het midden- en kleinbedrijf, dat voor één derde verantwoordelijk is voor de totale opbrengst van de Vennootschapsbelasting, door de keuzes van het rapport, onevenwichtig en onevenredig moet bijdragen aan de voorgestelde belastingverlaging. De belangrijkste voorgestelde financieringsbronnen voor de verlaging -afschaffen van een deel van de specifieke afdrachtskorting (SPAK) voor lage lonen en een verhoging van de Regulerende Energiebelasting (REB)- zullen in vele sectoren ongewenste lastenverschuivingen teweeg brengen. Een gemiddeld metaalbedrijf met 15 personen in dienst zal als gevolg van het plan van de Commissie Van Rooy er jaarlijks 15.000 gulden op achteruit gaan. Een cafetaria met 3 personen in dienst levert jaarlijks 1000 gulden in. Een meubelzaak met 6 personen in dienst zal er jaarlijks 10.000 gulden bij inschieten. Bij een teruglopende economische groei zullen deze bedragen fors toenemen. MKB-Nederland begrijpt niet dat een, met name in het mkb, effectief arbeidsmarktinstrument als de SPAK gekortwiekt zou moeten worden om een generieke lastenverlichting in te voeren. Dit, terwijl juist het succes van bijvoorbeeld het allochtonenconvenant mede wordt veroorzaakt door de werking van de SPAK. De Commissie Van Rooy concludeert dat de 93 grootste energieverbruikers van Nederland (verantwoordelijk voor 80% van het totale zakelijke energieverbruik in Nederland) niet mee hoeven te betalen aan de verhoging van de Regulerende Energiebelasting. Genoemde bedrijven komen wel in aanmerking voor de belastingverlaging. De argumentatie in het rapport spitst zich toe op het bestaan van een afspraak (convenant) uit 1999 tussen deze bedrijven en de overheid. Deze afspraak zou het de overheid verbieden enige specifieke heffing op energie in te voeren voor deze bedrijven. MKB-Nederland is van mening dat zelffinanciering volledig gebalanceerd dient te geschieden en dat daarom een verhoging van de REB -in samenhang met dit convenant- geen bruikbaar financieringsinstrument is. De Commissie Van Rooy spreekt de wenselijkheid uit van een verlaging van de Vennootschapsbelasting met 5% tot 30%. De commissie komt tegelijkertijd tot de conclusie dat de benodigde 5 miljard gulden niet volledig door de Rijksoverheid kan worden vrijgemaakt. MKB-Nederland ziet twee oplossingen: een verlaging met een minder ambitieus percentage van 2% of 3% volledig door de overheid gedragen, of nader te onderzoeken op welke wijze zelffinanciering evenwichtiger kan geschieden.




Topinkomen is goedkoop in Nederland
Het imago van hoge werkgeverslasten dat Nederland aankleeft, blijkt niet te kloppen: Nederlandse bedrijven zijn juist relatief goedkoop uit bij de uitbetaling van topinkomens. Dat blijkt uit een rapport van Ernst & Young, dat vergelijkend onderzoek heeft gedaan in 33 landen, waaronder achttien Europese. Daarbij is men uitgegaan van een salaris van 200.000 euro. De werknemer in Nederland houdt hiervan 51 procent over, goed voor een positie in de Europese middenmoot.

De verrassing zit vooral in de kosten voor de werkgever. In vrijwel alle landen is de afdracht van de werkgever lager dan het brutosalaris dat de werknemer ontvangt. In Nederland komt er voor werkgevers een kostenpost van 66,3 procent aan sociale lasten bovenop het brutosalaris. Alleen Griekenland (65 procent) en Luxemburg (65,3 procent) zijn voordeliger. "Nederland heeft een duur imago, maar in de praktijk valt het erg mee", concludeert onderzoeker Harry Hofman van Ernst & Young. "Nederland heeft best een goed vestigingsklimaat. De overheid zou alleen meer moeten doen aan de beeldvorming." Vanuit werkgeversperspectief is Zweden, met een kostenpost van 95,6 procent bovenop het bruto salaris, het duurste land van Europa, gevolgd door Ierland en Finland. In China betaalt een werkgever honderd procent van het bruto salaris en ook Hong Kong is duur (84 procent). Canada (55,9 procent) en de Verenigde Staten (59,1 procent) scoren juist laag. Hong Kong mag dan duur zijn voor werkgevers, door de lage werknemerslasten houdt het personeel er wel 85 procent van het bruto inkomen over. In Europa is het Verenigd Koninkrijk (met een netto bedrag van 63,8 procent van het bruto salaris) het gunstigst voor werknemers, op de voet gevolgd door Zwitserland en Griekenland. Werknemers houden het minst over in België (40,7), Denemarken en Finland. De verschillen tussen de landen zijn het grootst op het punt van de premieafdracht door werkgevers. De duurste landen zijn vooral prijzig door de hoge sociale premiedruk.

BRON: PW Vakblad





Vrouwen op de arbeidsmarkt

Bedrijven die investeren in vrouwvriendelijke maatregelen, zoals regelingen voor kinderopvang en deeltijdwerk, plukken daar de vruchten van. Volgens onderzoeken van het SCP stoppen vrouwen in 'emancipatoire bedrijven' aanzienlijk minder vaak met werken als zij kinderen krijgen dan in bedrijven zonder regelingen (31 tegenover 41 procent stopt). Het SCP concludeert: 'er is sprake van een wisselwerking tussen het emancipatoire gehalte van arbeidsorganisaties en de keuze van paren voor een bepaald verdienerstype'. Het minst emancipatoir zijn bedrijven in de akker- en tuinbouw, het grootste deel van de detailhandel (inclusief warenhuizen en supermarkten) en een groot deel van de zakelijke dienstverlening (onder andere uitzendbureaus en schoonmaakbedrijven). Bedrijven in deze categorie bieden weinig gelegenheid om in deeltijd te werken, hebben nauwelijks regelingen voor kinderopvang en ouderschapsverlof wordt weinig aangeboden. Iets beter is het gesteld met de kledingbranche, de basismetaal, de elektrische apparatenhandel, de groothandels en de reisorganisaties. Deze bedrijven bieden vaak wel de mogelijkheid om deeltijd te werken, maar daar blijft het dan ook bij. Organisaties in de derde categorie scoren beter op ouderschapsverlof en CAO-regelingen, maar middelmatig op deeltijdwerk en kinderopvang. Hieronder vallen veelal bedrijven in de sectoren transport (spoor en lucht), communicatie (KPN), energiebedrijven en culturele uitleencentra. In categorie vier vallen bedrijven die wel iets doen aan emancipatie, maar onder het voorbehoud dat het henzelf niet schaadt. Het gaat om bedrijven in de bouw, de industrie en de handel. De meest geëmancipeerde bedrijven bieden in veel gevallen betaald ouderschapsverlof, kinderopvang en de mogelijkheid om in deeltijd te werken. Ze zijn te vinden in het openbaar bestuur, de gezondheidszorg, welzijn en financiële dienstverlening. Er zit ook een minder zonnige kant aan vrouwvriendelijke bedrijven in typische vrouwensectoren, wordt geconstateerd in de Vrouwenloonwijzer van de fnv. Vrouwvriendelijke bedrijven bieden lang niet altijd een goed salaris. Wie veel geld wil verdienen en regelmatig promotie maken kan beter in een mannenberoep of gemengd beroep werken

Vrouwen op de arbeidsmarkt in cijfers
- Vrouwen nemen gezamenlijk 35 procent van het Bruto Binnenlands Product voor hun rekening. Omgerekend in harde valuta komt dat neer op 270 miljard gulden.
- 51 procent van de vrouwen tussen de vijftien en 64 jaar had in 1999 een baan. In 1970 was dat nog slechts 29 procent. 39 Procent van de vrouwen tussen vijftien en 64 jaar is ook economisch zelfstandig.
- De arbeidsparticipatie van allochtone vrouwen ligt op 46 procent. De participatiegraad onder Marokkaanse vrouwen is het laagst (21 procent), terwijl Surinaamse vrouwen weer net iets meer en ook vaker voltijds werken dan autochtone vrouwen (53 procent). - De werkloosheid onder vrouwen ligt twee keer zo hoog als onder mannen en was in 1999 zes procent.
- De houding ten opzichte van werkende moeders veranderde in de laatste decennia volledig. In 1965 vond 84 procent van de Nederlanders het nog bezwaarlijk als een vrouw met schoolgaande kinderen buitenshuis werkte, dertig jaar later staat nog maar achttien procent achter die mening.
- Vrouwen en mannen veranderen in het bedrijf ongeveer even vaak van functie (gemiddeld zo'n elf procent), maar vrouwen zoeken aanmerkelijk vaker buiten het bedrijf emplooi (23,8 procent tegenover 19,8 procent). Uit onderzoek onder hoger opgeleiden blijkt ook dat vrouwen vaker van plan zijn van werkgever te veranderen (46 procent tegenover 38 procent). Een verklaring zou kunnen zijn dat voor vrouwen een prettige werksfeer belangrijker is dan voor mannen (82 procent tegenover 77 procent).
- Het aandeel vrouwen in hogere functies en wetenschappelijke beroepen is gestegen van 33 procent (in 1994) naar 37 procent (in 1999). Het aandeel vrouwen in de beroepsgroep 'managers in hogere en wetenschappelijke beroepen' steeg eveneens; van 14 naar 21 procent in 1999.

De overheid helpt een handje mee
De overheid probeert met initiatieven als de Emancipatiemonitor en Vrouwenloonwijzer de arbeidsparticipatie van vrouwen te stimuleren. De jaren dat een vrouwelijke ambtenaar op de dag van haar huwelijk werd ontslagen, zijn definitief voorbij. Sterker nog, de overheid neemt het voortouw in het emancipatieproces. In 2010 wil zij, volgens het door haar voorgestelde Combinatiescenario, dat mannen en vrouwen in een zelfde type huishouden evenveel uren betaalde en onbetaalde arbeid verrichten. Mooie plannen, maar vooral de laagopgeleide vrouwen blijven nogal achter. Van hen werkt slechts eenderde (en dat is nog voordat ze kinderen krijgen). De Sociaal Economische Raad (ser), is daarom met een aantal voorstellen gekomen om de arbeidsparticipatie onder deze groep te verhogen. Onderwijs, scholing en inburgering vormen de eerste poot van het advies. Het effectief stimuleren van arbeidsdeelname door te investeren in kwaliteit van werk en het oplossen van de armoedeval is de tweede. Tot slot zouden allerlei belemmeringen bij toetreding moeten worden weggenomen, bijvoorbeeld door vaardigheden die vrouwen buiten de arbeidsmarkt hebben verworven te gaan erkennen. Een soort Erkenning van Verworven Competenties (evc) dus, maar dan opgedaan buiten de betaalde banen. Want een moeder die altijd in staat is geweest om een huishouden te runnen, zal wel een goed organisatorisch vermogen hebben.

BRON: PW Vakblad




...stept
Steppend netwerken
voor het goed doel

...start
LTE ligfiets-garage in Breda bleek gat in de markt

...ontslaat
Helft faillissementen in ICT-sector

...vestigt
Kantoorhuisvestigings
nood

...innoveert
Nieuw technisch
innovatief ingenieursbureau

...spreekt
In 't Kort

...introduceert
Interpay introduceert korting op tarieven

...werkt
"Er moet een Arbeidstoekomst voor iedereen zijn"

...helpt
Om 5 over 12 is het te laat...

...rijdt
Rijschool Wolf

...transporteert
Startend transport-
bedrijf DHS